Mandeligheid

Voorbeeld van een gemene muur in het Begijnhof Ten Wijngaerde in Brugge.
Restant van een historische gemene muur. Parijs, Rue de la Colonie.

Mandeligheid (met klemtoon op de -e-)[1] is een vorm van mede-eigendom op een afsluiting tussen twee percelen. De afsluiting kan bestaan uit bijvoorbeeld een afscheidingsmuur, een heg, een gracht, een omheining, een afrastering of een pad. De eigenaars van de aangrenzende percelen zijn de gezamenlijke eigenaars van de afsluiting. Dit houdt in dat ook het onderhoud hiervan voor gezamenlijke rekening komt en dat men niet eenzijdig tot verandering, afbraak of kappen mag overgaan, en dat het gedeelde pad vrij voor beide naburen toegankelijk en bruikbaar moet blijven.

Het woord mandelig is afgeleid van het vroeger in Noordoost-Nederland gebruikte mande 'gemeenschap', dat aan Oudfries mand, monda ‘meente’ werd ontleend en van het Germaanse *mainiþō- ‘gemeenschap, gemeenschappelijk bezit’ afstamt.[2] De afleiding mandelig uit het oorspronkelijk Friese grondwoord is waarschijnlijk via Saksische dialecten tot stand gekomen en vervolgens door Gerhardus Diephuis in de Nederlandse rechtstaal geïntroduceerd.[1]

  1. a b Etymologica: Mandelig, een Fries-Saksische rechtsterm, Neerlandistiek.nl, 20 maart 2023. Gearchiveerd op 10 juni 2023.
  2. S. E. Bartels, 'Mandeligheid' in Mr. C. Assers Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. 5* Zakenrecht: eigendom en beperkte rechten, Deventer: Kluwer, 2008, nr. 158.

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Tubidy